Om de zoveel maanden wringt professor Dominiek Sandra zich ergens in een opinierubriek om de afschaffing van de dt-regel te bepleiten. In de dagen en weken erna rollen de opiniemakers over elkaar heen met alternatieve spellingregels waarbij ernst nog nauwelijks te onderscheiden valt van satire. Redelijk hilarisch was het voorstel van Marijke De Belder, die vindt dat we “twee honden” maar “één hont” moeten schrijven, omdat we in het enkelvoud een ‘t’ horen. Ze noemt dat “een kleine toegift richting een fonetische realiteit.” Kennelijk beseft De Belder niet dat als een Hollander op zee “olifantenpoten” zegt, hij eigenlijk “olie van de boten” bedoelt.
Waar komt die obsessie voor de dt-regel eigenlijk vandaan? Al met al is die regel niet eens zo moeilijk als de tegenstanders beweren. Dat geldt trouwens voor de hele Nederlandse spelling, die volgens de klagers niet dicht genoeg aanleunt bij wat we horen. Ga dan eens naar Frankrijk, waar niemand ervan wakker ligt dat slechts de helft van de letters in “qui est-ce” ook echt wordt uitgesproken. Ook de Engelse spelling kent meer uitzonderingen dan regels. En dat is goed zo. Wie taal maximaal wil rationaliseren wil ook de mens maximaal rationaliseren. Dat loopt nooit goed af.
Maar de aanstoker van dit schouwspel vindt dat we spellingregels nodig hebben “die geen fouten veroorzaken.” In feite ziet Dominiek Sandra spelling dus als een soort verkeersreglement waarin dt-fouten gesanctioneerd worden zoals een grote overtreding. Die laatste bedenking kan misschien de angel uit de discussie halen. Goed spellen is belangrijk, maar van alle taalslordigheden zijn spellingfouten wellicht de minst schadelijke. Ze zijn met digitale hulpmiddelen ook heel makkelijk te vermijden. Ik stel dus voor dat leerkrachten daar voortaan milder over oordelen. Dat laat ruimte om strenger op te treden tegen de echte grote taalovertredingen zoals het gebruik van kromtaal, stadhuistaal en versleten clichés. Voorlopig keuren Microsoft en Google dat soort taal nog goed.
Didier Wijnants